MOMENTO MORI
Beschouw uw dood als lustig leven,
Uw trotse daden als profaan
Uw leugens als een nobel streven
Om beter met de waarheid om te gaan
Want weet, u hebt
Geen tijd omdat er tijd verstrijkt
Terwijl er klokken zijn gaan slaan
U hebt gewoon geen tijd.
TREDEN
Hoe wij gezamenlijk
De trappen van ‘t bordes
Afdaalden en
Onze stappen foutloos
In eenander pasten
Hoe ‘k in jouw
Richting keek en
Trots mezelf vertelde
Dat ik jou had
Dat ik jou had en niet
Verdiende maar toch
Dat ik jou had terwijl
De treden van ‘t bordes
Ons beider voeten
Naadloos
Naast elkander pasten
Ons dwingend
Begeleidend
En ik jou had
Of had jij, had jij
Mij
NEVELS
Zoals die keer dat ik wou weten
En niemand zei me hoe het zat
Zoals die keer met al die vragen
Niemand die het antwoord had
Zoals met al die foute bloemen
Niemand die me ‘t waarom zei
En ook die zoenen op het zandpad
Maar het vervolg was er niet bij
Domweg omdat ik niet wist
Omdat niemand het me zei
Dat kansen vluchten in een vage mist
Verdwijnen in een verre tijd
Als ze niet gevangen worden
Aldus worden ze gewist
SCHAAKSTUK VAN BABEL
Laten we de wereld
Bevrijden van de goden
Bevrijden van hun
Zware lasten
Die ons dicteren
Ons regeren
Ons beloftes doen van
Nooit meer sterven
Zoals hun eigene leugens
Een niet bestaande
Eeuwigheid beërven
Laten we de wereld
Bevrijden van onszelf
NOLITE TIMERE
Uitgeschilderd, uitgeademd,
Uitgevreeën, uitgeschreven...
Laatste loodjes zijn te zwaar
Droegen ze wat lichter kwam
Er immers nooit een eind
Aan dit verrotte, mooie leven.
Want doodgaan is nog nooit
Door die vertrekt, beschreven.
‘t Gewicht van heengaan immers
Rust bij hen die node blijven
Leven wil maar al te graag beklijven
Sterven daarentegen duurt slechts even.
GEDRAGEN DECLAMATIE
Volk, verlos U van de leugen
Volk, ontsnap aan religieus gebod
Wie zich bevrijdt - dat zal hem heugen -
kent eindelijk de waarheid over god
en al zijn vunzige trawanten
verzonnen in een middeleeuwse hel.
Waarin het vrije denken ton-gespijkerd,
verkracht, verbrand, gevierendeeld
voor „De Grote Liefde Gods“ moest wijken
Mens, bevrijd U van uw zelfgekozen lot.
PEINTURE PERCEPTUELLE
Terend op herinneringen
vullen blankgewitte vlaktes zich
met beelden uit vervlogen tijden
om geduldig vorm te geven
aan filosofisch lijden
Hoe verder het doel
hoe korter de weg
gehaast het koninklijke schrijden
door witgebleekte vlaktes
manifesterend, met onverbloemd
de tekenen van traag verscheiden
WACHTEN OP NU
… en nog steeds herfst het hevig
en bloemen, spinnen, paddestoelen
verheugd gespot, vereeuwigd
voor de jongste dag
of op z’n minst tot volgend voorjaar
nu het zo hevig herfst.
Want nu het hevig herfst
zegt bloem en spin en paddestoel
dat ik moet wachten
tot de jongste dag
of op z’n minst
tot het zo hevig herfst.
MEMENTO MORI
Een vriend schreef: doodgaan doe je niet
slechts wie jou liefheeft, sterft
dacht ik, stervend aan je bed
Waar jij je laatste adem liet
En toen jij was ontsnapt
moest ik het leven laten
aan redeloze ademtocht
Nee, doodgaan doe je niet
als wie jij liefhebt, sterft.
JODY
Ze schreef:
dit boek is voor het oude licht,
gaf vergezicht
op dat wat zag,
wat stroomt en was
in foto, woord en
kwetsbaarheid.
En kwijt zijn, anders dan
onnoemelijk verlies
bij haar afwezigheid
TO BE OR NOT TO BE...
De enige verplichting van het leven
is zichzelf in betekenis om te zetten
in welke vorm dan ook,
door middel van welk voertuig dan ook
Dat is haar enige doel.
Zelf heeft ze geen betekenis
maar is ze een staat van zijn.
GEHEIMSCHRIFT
Terwijl de imbecielen rijmels schrijven in
hun zelfgewrochte hel, het voorgeborchte haar
geheimen prijsgeeft moet waarheid, hoe vermetel
ook gesteld, verborgen blijven, ja, die wel
Te groot is heden kruisgevecht, te zwaard hun messen,
te scherp hun waarden, hoe hopeloos de overwinning.
Schijnbaar zijn de plussen min, de linksen rechts
de ondersteboven ook!
KWAAD OF KWIJT
Zelfs als ik kwaad of kwijt
en hoog’lijk verontrust
midden in de strijd
je zie, wees dan bewust
dat ik het liefste
kwaad of kwijt
maar liever toch
juist heel dichtbij
jouw onmin had gesust
Want nu ik kwaad of kwijt
in ‘t diepste van de strijd
en ernstig ongerust
zie dat jouw schoonheid
onveranderd blijft
bedenk ik
ik wil jou
niet kwijt
maar tot in
eeuwigheid gekust.
GODENKLETSPRAAT
Laten we de wereld kond doen over goden
hoe zij, geboren
in een zwarte nacht
uit diepgaand zelfbesef van dood en lijden
ons met een liegverhaal verblijdden
over levenden en doden.
Hoe zij de twijfel keerden
naar blindelings vertrouwen,
de wanhoop kantelden in
hoop,
‘t besef van droefenis tot vreugde
en duisternis betoverden naar ochtendgloren.
Hoe wij dat alles zelf niet konden,
manco wetend, staande naast de groeve
van hen die ons ontvallen waren,
daar
uren, splinters van herinnering
nooit meer terug worden gevonden.
MOOI SCHILDERIJ
Zich niet bewust van hek en hemel
van prikkeldraad en hond en boer
sjokt heel de domme-koeien-kudde
willoos het slachthuis tegemoet.
Kijk, Anna twee, die hoeft niet mee
die mag onder de immergeile stier
een mooie rol als kalfsvleesproducent
is weggelegd voor ‘t stomme dier.
En Klaartje zes, bejaarde koe
doet steeds een zieke rare sprong
zich niet bewust van boeren-politiek
of sloten waarin ouwe koeien horen.
Nee, gelovend in hun O-L-B
wiens hond SS’er is op weide
en wrekende gerechtigheid voor wie zijn best doet
voor de Heil’ge aardse Leider,
sjokken zij, gewoon omdat ‘t zo hoort
hun onverbiddelijke toekomst tegemoet.
Geen klacht, geen enkel rund heeft moed
en wie die wel heeft, wordt toch niet gehoord.
Onlangs gezien, mooi schilderij
met weide, hek en vee
in stralende zonsondergang
met achter hen de boer, én hond
en ieder lijkt tevree.
JARIG?
Ik zoek het lied voor nieuwe mei
Een and’re mij, in oude mei
Een mij die zal gehoord
Geen wanklank, eermaal moord
Geen klater laterom geluisterd
Verguld gezocht, sonant en consonant
Voor nieuwe, onvolprezen mij
In mei.
(R)Apport(age)!
In de ochtend, als ik met mijn hond
Een Goedemorgen wek van menig leven
Geboren door het waakbevel
Van wrede waarheid, opstaan nu!
Een wekker wekt, al naar zijn aard
Een ergens gaat een telefoon,
Neem toch es op, helaas, hij slaapt
Slaap lekker, sluimerwekker
Maar hond en ik
Zien opwaarts, stijve nek
Morgenvlucht van wolken meeuwen
Naar ebgebied en weten
Weinigen zagen dit!
Ordinairy Lovesong
(the difference is, it’s for you)
Ik drink uit het glas waaruit jij hebt gedronken
Zit op de stoel nog warm van jouw lijf
Ervaar hoe je weg bent met belofte van weerzien
Besef dat ’k het liefst
De rest van mijn leven
Dicht in de buurt van je blijf
Nu dicht ik ‘t gedicht door jou verkregen
Met hartstocht nog brandend, gevoel dat beklijft
Uitkijkend naar morgen, naar jou terugzien
Hoop dat je ‘t liefst
De rest van je leven
Dicht in de buurt bij mij blijft
Ik weet het, ik zou toch
Wijs moeten zijn
Emoties beheersend
Niets willen willen
Maar weet je, ik zou toch
Het liefst heel mijn leven
Naast jou willen staan,
Dicht bij jou willen zijn
Ik proef nog de zoen die jij mij hebt gekust
Voel onder mijn handen jouw soepele lijf
Zie in jouw ogen een blauw van belofte
En weet dat ik graag
Tijdloze uren
In jouw gezelschap verblijf
De rest van mijn jaren
Jouw timmerman, minnaar
Man, kok en bediende
Desnoods zelfs jouw slaaf wil zijn
ALEXANDRIJN, MUZE MIJN
Goedemorgen hartediefje, mooie Muze mijn
Verloren, toch weer opgedoken
Nu lig je naast mij, ogen licht geloken
alexandrine, alexandrijn
Dag liefje, hartediefje, schoonste Muze mijn
Dag Muze, Muizenis, mooie Muze mijn
Mijn adem zal jouw lijf minzaam beroeren
Mijn kussen zullen jou vervoeren
alexsandrine, alexsandrijn
Dag Muze, mooie Muze, mooie Muze mijn
GOUD
Ik hou van goud, ik hou van groen
amber gevat in stralenbogen
in zonsopgang, in mooie kunst
in beelden van een fotograaf
maar bovenal,
en dat vooral
als ik onpeilbaar diep
verzink in beide uwer ogen
GRUNNEGS GEDICHIE
Lutje wichie
Lutje wichie, mooi gezichie,
Loatgeboor'n kind van Zeus,
'k Wil altied wel bie die bliev'm,
Schitterende laidjes schriev'm,
Ken'k die altied tuut’n
Op dien mooie neus.
ZOUTE VLOEK
Terwijl de ouden
Ongeremd
Hun erger spuien
Hun kwalen blank en bloot
Op zee en havendijk
Uitvoerig banken
De vloed, eb, irritant getij
Voortdurend hen herinnert
Aan eeuwigheid waar zij
Geen deel aan hebben
Ziedaar de heimwee
Ergernis
IK BEN HET DIE RECHT
Ik ben het, ik zeg ze, de verzen van gist”ren
Wat zou het, ik doe toch wat ik wezenlijk wil
En zijn er geen schouwers, geen hoorders meer over
Dan roep ik mijn lied”ren tegen het lover
Het luistert, het zwijgt en ik hoor het slechts knisp'ren
Als 't vuur van de helpoort het branden wil
Maar is er nog iemand die hoorder wil spelen
Dan speel ik de lied'ren terug naar zijn oor
En kan hij, of wil hij de waarheid niet velen
Of breekt er tumult los uit duizenden kelen
Dan moet ik, dan wil ik de schoonheid niet delen
Dan sneuv'len mijn zangen, dan gaan ze teloor;
Zo sneuvelen verzen en gaan dus teloor
OUD NEDERLANDS STAFRIJM
(met moderne aanpak, dat wel!)
veelal vruchteloos is 't pogen
veelal franjeloos het doel
zonder leed geen mededogen
veelal vervelend dat gevoel
vaak vertwijfeld in 't gedogen
zeg 'k wat ik veelal veins of voel
zonder vreugd geen ziel bewogen
vaker echter hou 'k mijn smoel
TROCHAEISCHE HERINNERING
aan een knaapje, zwoel gekapstokt
hangt een jurkje in mijn kast
maar als ik de deur weer los doe
en mijn ogen dan niet toe doe
dan is Leiden weer in last
oh, dat jurkje dat jij aan had
toen ik jou mijn liefd' beleed
als ik nu mijn hart weer los doe
en mijn ogen even toe doe
zie ik jou, met lust bekleed
ach, dat jurkje dat jij uit had
hangt nu verkreukeld in mijn kast
IK WEET NOG NIX
het gras is groen
een boom staat hoog
een huis is vaak van steen
een boterbloem is geel en niet
veel groter dan een madeliefje
er klaagt een geit
mekkert om het hoekje van de schuur
iets knarst, dat is de waterput
de poezen slapen in 't kozijn
de zon staat stralend aan
de hemel als een uit
zijn as verrezen phoenix
de hond blaft
kat miauwt en
nog steeds weet ik nix
HELLE HEMEL
vier voeten paarsgewijs in 't rulle zand
zij praatte honderduit over het toeval
of 't wel of misschien niet bestond
en had geen flauw idee waarin zij was beland
vier voeten paarsgewijs door 't witte zand
hij staarde over 't water, voelde eenzaamheid
genoot wel van 't feit dat hij bestond
maar had geen flauw benul, greep toen haar hand
en zij verstomde woordeloos, ontdaan
en stil vergleed de tijd voor deze twee
zij plukten later bessen, bloemen, zelfs de dag
totdat het tijd werd om naar huis te gaan
vier schoenen vuil door 't natte zand
en even was de hemel open voor hen bei
zo hel, zo ongekleurd, zo niets van alles
vier voeten paarsgewijs door 't rulle zand
ODE AAN DE DICHTKUNST
't verscheiden van het licht
belast mij enkel duist're paden
waarop mijn voeten, zinnen, lusten, daden
hun nutteloze leven leiden
rest mij de schoonheid van 't gedicht
daar ogen, mijn, de duisternis ontwaren
als duivel zelf zijn mij die gaven toebedeeld
al god zie ik, de mensheid speelt
daar zij de hemel, hel ontkent
rest mij mijn lezers, weinig slechts, te sarren
met valse grijns op 't aangezicht
rest mij de schoonheid van het lelijke gedicht
MOMENT OF IN-BETWEEN
tussen daad, gedachte
zit een duivel stil
te wachten om
genaad'loos toe te slaan
op 't moment onzekerheid;
schermt met woorden
achterdocht en zekerheid en spijt
opdat ik niet meer durf te gaan
niets in de toekomst kan verwachten
dan dat tussen daad, gedachte
elke keer die duivel zit te wachten
om genaad'loos toe te slaan
A PLACE REVISITED
aan d'einder
staan wat heuvels
grijs-blauw gekoppeld aan een hemel
ik weet een stad daar
en dichterbij,
meander van een oude vliet
wat duidelijker, de wilgen die haar zomen
een duif schiet vleugel-klapp'rend weg
van hier,
de plek waar ik nu sta
getooid met vreugdevol' herinnering
aan jou, hoe wij hier samen keken
naar onze toekomst
liefde in het koren
stad in de heuvels
hemel op Aarde
VOOR HAAR DE WAARHEID
glas-blauwe suikerpot, rook-glazen Shell-mok
de lepel met sporen van dagenlang thee
het vuilwitte tafelblad, bierviltje van gist'ren
het adres van een meisje, ontmoet in 't café
hij was aan het zwerven, kwam toevallig haar tegen
het klikte , zo dacht hij, en bood haar een glas
en zijn gezelschap, zij knikte instemmend;
hij wist een cafeetje waar 't gezelliger was
dus fietsten zij samen door stad en door regen
naar 't volgende kroegje en dronken wat bier
en praatten en proostten, ze lachten veel samen
tot 't sluitingstijd was, zo tegen half vier
toen deelde ze mee dat een vriendje haar wachtte
en of hij nu boos was, hij schudde van nee
maar betaalde de drankjes, nam zelfs geen afscheid
ging terug naar zijn flatje en keek daar Teevee
overbodig refrein:
gist'ren was een andere dag
een dag als nooit tevoren
nu klinkt jouw naam
en beeldbuis zal mij nooit eenmaal
als vroeger meer bekoren
WARTAAL
Maak uw verbeelding autonoom
Zij zal ter plekke onbeheersbaar zijn
En uit zijn jasje en uw geest in
Mateloze rampspoed groeien
Maar halt... ho!
Op mijn pad terstond gekeerd
Ik zal u met mijn wartaal niet vermoeien
Zoals de één de donder op de schenen tolereert
Een ander in de herfstzon stil geniet
Van wat gebeurt en wat soms niet
De dominee zijn weekpreek masturbeert
O, dol is hij op spuwend woordenstroom
Bevruchtend wat hij heeft verkracht
Zijn religieuze wellust
Schuilt fascistoïde macht
Een mens is niet krankzinnig als u ziet wat ik bedoel
Verbale onzin is wijsheid in evenknie's oren
Genot is de zonde na kunst pas geboren
Esthetisch verleden, ethiek het gevoel.
REQUIEM
Sommige dingen gaan vanzelf, sommige wel
Wakker als licht, slaap als je moe
Trek als je maag leeg, mooi als je blij
Sommige dingen gaan vanzelf
Sommige dingen gaan vanzelf, sommige wel
Ril als je koud, zweet als je warm
Rood als je brand, snee in je hand
Als je snijdt tijdens kook, als vanzelf
Traan als je weg, sneu als je jarig
Sommige tranen gaan vanzelf
Leeg als je ligt, ademloos
Sommige dingen gaan vanzelf
Sommige wel
GEEN ECHT PARKET
Een jubeltoon op vals parket
Brengt mij het ene wetend binnen
Wat rest mij slechts dan U te minnen
In jubeltoon en ruggelings op vals parket
Vergeef mij liefste, sluimerend in bed
Dat ik niets anders kan dan eindeloos jou adoreren
Dat ik niets anders wil dan eeuwig, urenloos vereren
Mijn liefste, uitgestrekt op 't bed
En toen jij vroeg naar macht
Liet ik me, godzijdank, uiteind'lijk gaan
Sprak: Neem het, neem het al, ik kan die macht niet aan
't Zit niet in mij om daarmee om te kunnen gaan
En 'k gaf mij over, sprakeloos
Liet ik mij leiden in de tuin der lusten
Ach, hoe vaak wij elkander kusten
Ontelbaar vaak liet ik 't begaan
En ruggelings op vals parket
Gaf jij mij wat je geven kon
Verloor ik mij in jou, de zon
Zal altijd blijven stralen
Over dat gebeuren, want in liefde
Is enkel liefde te behalen
Dat was de les, kostbare
Boodschap die jij gaf aan mij
Terwijl ik nam en werd genomen
Zo ruggelings op vals parket
NIET MOGENDE GEZEGD ZIJN
Maak uw verbeelding autonoom
Zij zal ter plekke onbeheersbaar zijn
En uit zijn jasje en uw geest
In mateloze rampspoed groeien
De geest is uit de fles, hoera!
Zal hij (of zij) mijn baas of dienaar zijn
Maar halt, ho, op mijn pad terstond gekeerd
Ik zal U met mijn wartaal niet vermoeien
Zoals de één de donder op de schenen tolereert
De ander in de herfstzon stil geniet
Van wat gebeurt en wat soms niet
De dominee zijn valse tong wellustig masturbeert
O, dol is hij op spuwend woordenstroom
Zijn religieuze wellust schuilt fascistoïde macht
Een mens is niet krankzinnig als U ziet wat ik bedoel
Verbale onzin bergt wijsheid in evenknie's oren
Ethiek is de zonde na kunst pas geboren
Esthetisch verleden, autonoom het gevoel
Verderfelijke donder geboren op kansel
Geeft vrucht geen bestaansrecht
't Gevoel enkel schuld
Macht die misbruikt wordt
Perkt andermans vrijheid
Wijsheid is pauze, zien is geduld
KINDERSPEL
De golfslag van de wind
rukt zichtbaarheid uit wimpels
& vanen, vlaggen spreken het verhaal
dat altijd was en nooit gezien
behalve door
de ogen van een kind
De windkracht van de zee
spoelt zichtbaarheid langs lome dijken
basalt steunt het verhaal dat altijd was
totdat door ogen van volwassenheid
het sprookje van het kind
voor grotemensen-daad moet wijken
DOSTOJEVSKI‘S ERFENIS
Binnen verklaarde grenzen is schuld een douanier
en ongeduld een rem op stralend uitzicht
dus sterf, beambte in mij, laat geweten
niet hinder zijn voor blik op verre verten.
Want grenzen zijn een feodaal metier
en wreedheid is het loon voor anarchie
Verdwijn, verleden, laat het heden
uitzicht zijn op heuvelland Arcadië.
WOORDEN
Mijn dagen rijgen zich aaneen
verdwijnen horizonsgewijs
naar onbekende oorden
daar worden zij gebruikt
door anderen
Voor anderen:
geef
me mijn tijd terug
de uren gaan te snel
voor onbekende woorden
die nooit worden herbruikt
door mij
maar wel door anderen.
Dus hang die woorden in de lucht
waar zij voor
eeuwig blijven
ter ere, hen die opwaarts kijken
zo winnen mijn woorden
van mijn tijd
want zo moet kunst beklijven
LEUTERKOEK
Waar waarheid is verdronken
In zeer beschaafde leuterkoek
Waar zaken, uitgesproken zaken
Verdwijnen om onuitgesproken hoek
Die hoek, waar niet zo brave jongens
Hun expliciete tijd verdoen
Met boeten voor hun vrijheid
Gerechtigheid is blijkbaar zoek
ROERMOND
Ik kan de schoonheid zingen van platanen
Hoe zij, geworteld op een Roermonds plein
Omringd door blik en stoel en tafel
Schijnbaar gelukkig zijn
Hun stam, in tinten afgebladderd
Lijkt moeiteloos de zware bladerkroon te dragen
Een zuidelijke hemel standvastig
In klassieke stijl te schragen
Maar ware ik plataan
En ‘k zou toch beweging kennen
Dan zou ik stapvoets mij terug gaan trekken
Tot aan een plek waar geen stoeltjes, tafels
Of nutteloze kathedralen staan.
TIJDDEEL
Twee reigers wiekten zwaar in tegenwind
Op zoek naar verre ongeziene horizon
'k wenste dat ik met hen vliegen kon
Sterkvleug'lend zwoegen, eensgezind
Boden zij hoofd aan westenwind
Zwart-zilveren flits in winterbleke zon
Die steels door oude wolken breken kon
Dit alles ooit gezien door ogen van een kind
Nu droom ik weer een einder, helle euforie
Fluisterzwiepend' zwaanfalanx door helle hemelbaan
Ik kijk niet, nee, ik luister, ik hoor niet maar ik zie
Laat oude waarheid tot overdracht'lijkheid vergaan
Symboolvermogen, tijdelijke eeuwigheid
Schoonheid door mij ontsloten in splinter van de tijd
ODE AAN P.C.HOOFT
I
waar vroegertijds de liefde werd bezongen
wordt hedendaags de zaak luchthartig afgedaan
verdien
jij wel genoeg, heb jij een goede baan
uitsluitend redenen door ratio bedongen
werd in vroeger eeuwen de hartstocht afgedwongen
door romantiek en zinlijkheid, welaan
-nu drupt dramatisch een treur'ge, trieste traan-
zoals de ouden pijpten, zo zingen niet hun jongen
O, rijkdom van voorbije, ouderwetsche tijden
laat dichters van vandaag zaak'lijkheid vermijden
laat hen weer spreken in overdrachtelijke taal
laat hen
weer zwaar-bombastisch schrijven
over hun Venus, hoe die voor eeuwig kon beklijven
zoals de wielewaal, de mus en nachtegaal
II
zoals de wielewaal,
de mus en nachtegaal
heeft ook de liefde geen bestaansrecht zonder leven
en vice versa , maar da's mij om het even
als ik verzucht: “dat Amor uit zijn hemel daal'
om mij te wonden met de oudste kwaal
die mensen
lijden zonder ziek-koortsachtig beven
waarvoor dapp're helden roemrucht willen sneven
poëten verzen schrijven”, maar banaal
zijn dichterspogingen tot stervensdood gedoemd
worden hun makers namen in toekomst
niet geroemd
als die niet zijn geënt op wezenlijk verhaal
op bron van inspiratie, verrukkelijk vrouw'lijk wezen
wier woord zo moeilijk, zo hardvochtig is te lezen
zo wisselend haar weg, zo letterlijk haar taal
III
zo wisselend haar weg, zo letterlijk haar taal
dat kunstenaars 't woord maar zelden kunnen vatten
zodat in menig kroeg men ze zich ziet bezatten
veelvuldig offers plengend in Bacchus' wijnbokaal
dus nuttigen zij zo gretig menig alcoholisch maal
bevechten bruisend bier als hongerige ratten
dat later zij weer reden hebben om te matten
met bloed & blauwe ogen
- de lafaards aan de haal
die houden niet van vechten, zeker niet om een vrouw
die lopen weinig blauwtjes, staan zelden in de kou
maar hebben ook nog nooit een liefdeslied gezongen
zij spreken overdrachtelijk
in hoofse poëzie
dragen nooit iets vrouwlijk-schoons op mannelijke knie
zoals zij zijn gebekt, zo spreken ook hun tongen
IV
zoals zij zijn
gebekt, zo spreken ook hun tongen
hun poëzie draagt nooit de passie, nooit de klacht
hun eenzaamheid vertoont zich midden in de nacht
hun lied wordt echter nimmermeer gezongen
zij worden wel per stuk betaald, zo hebben
zij bedongen
het brood moet op de plank, dit wordt alom verwacht
als je moet leven van de steun ben je al gauw verdacht
maar er komt valse lucht uit harteloze longen
doch nooit zijn zij geweest in Amor's heil'ge sponde
daar zij door 't alaanwezig kwaad worden gedreven
in het allerergst' geval zien zij het zelfs als zonde
zij schrijven wat een levend mens nooit schrijven zou
hun ziel is zwart, hun geest voor immer in de rouw
geluk wordt
zelfs in voorspoed aan hen toch nooit gegeven
V
geluk wordt zelfs in optimisme aan hem toch nooit gegeven
die 't najaagt, zoekend door 't verleden
dwaalt
waar menige herinnering door vruchteloze hersens maalt
en hoop op beet're toekomst rampzalig hen doet leven
dus dwalen zij koortsachtig door nachtelijke dreven
hopend dat de waarheid weldra in hen nederdaalt
zodat hun sombermoede leven dag na dag verschraalt
tot aan het onverbidd'lijk eind, dat is het enige gegeven
maar gelukkig is de man die vrouwen kan bewonderen
die lichaamsronding als een godd'lijk landschap ziet
waarin
hij eeuwig zwerven kan en wil
een duif zoekt onvermoeibaar eigen til
vergetelheid ligt in dat verr’ verschiet
waar vroegertijds de liefde werd bezongen